
Jurisprudentie
BE8999
Datum uitspraak2008-08-19
Datum gepubliceerd2008-08-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers387490/ AO VERZ 08-447
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2008-08-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers387490/ AO VERZ 08-447
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Ontbindingsverzoek. Verweerder vervult een zogenaamde vertrouwensfunctie op de luchthaven Schiphol. De AIVD heeft de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) van verweerder ingetrokken, nadat verweerder was aangehouden op verdenking van het plegen van een strafbaar feit. KLM stelt dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan zodanig ernstige handelingen, dat er geen basis meer is voor een verdere vruchtbare samenwerking. Verweerder betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd, maar begrijpt dat hij zonder VGB niet in het beveiligde gebied van Schiphol te werk kan worden gesteld. Volgens verweerder is het echter wel mogelijk hem in een andere, passende functie (binnen of buiten KLM) te werk te stellen.
De kantonrechter is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verweerder wordt verdacht van het plegen van een misdrijf, op zichzelf niet voldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat daardoor het vertrouwen van KLM in hem zodanig is geschonden, dat de voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van haar kan worden gevergd. Feiten en omstandigheden op grond waarvan KLM er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van uit mag gaan dat verweerder schuldig zal worden bevonden aan hetgeen hem ten laste is gelegd, zijn gesteld noch gebleken, terwijl bovendien niet denkbeeldig is dat verweerder zal worden vrijgesproken.
Nu evenmin gesteld of gebleken is dat zich gedurende het dienstverband van verweerder andere omstandigheden hebben voorgedaan waarmee verweerder het vertrouwen dat KLM in hem had heeft beschaamd, leidt het voorgaande tot de slotsom dat vooralsnog geen sprake is van een voldoende gewichtige reden voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek wordt afgewezen.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 387490/ AO VERZ 08-447
datum uitspraak: 19 augustus 2008
BESCHIKKING AFWIJZING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.
te Amstelveen
verzoekster
hierna: KLM
gemachtigde: mr. E. Lehman
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. C.A.C.M. Ficq
De procedure
Op 13 juni 2008 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van KLM. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2008. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
1. [verweerder], 41 jaar oud, is vanaf medio 2001 tot medio 2002 bij KLM in dienst geweest als magazijnmedewerker. Sedert 1 december 2002 is [verweerder] krachtens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij KLM in dienst, laatstelijk in de functie van olievuller, tegen een salaris van € 2.664,16 bruto per maand, inclusief ploegentoeslag en exclusief vakantiegeld.
2. De functie van olievuller wordt uitgeoefend binnen het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol en wordt aangemerkt als vertrouwensfunctie in de zin van de Wet Veiligheidsonderzoeken (hierna: WVo).
3. Voor het kunnen/mogen uitvoeren van werkzaamheden in een vertrouwensfunctie is een Verklaring van Geen Bezwaar (hierna: VGB) vereist, af te geven door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD).
4. Ingevolge artikel 10 lid 2 WVo is KLM gehouden om bij weigering of intrekking van de VGB de betrokken werknemer zo spoedig mogelijk uit de vertrouwensfunctie te ontheffen.
5. Op 1 mei 2007 is [verweerder] samen met zijn echtgenote aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet en/of het verrichten van witwaspraktijken, nadat uit controle van de bankgegevens van [verweerder] en zijn echtgenote was gebleken dat daarop meer geld was binnengekomen dan verklaarbaar was vanuit inkomsten uit loonverband.
6. KLM heeft de aan [verweerder] verstrekte Schipholpas op 2 mei 2007 geblokkeerd en de loonbetaling aan [verweerder] stop gezet.
7. KLM heeft [verweerder] met ingang van 4 mei 2007 geschorst en vanaf 5 mei 2007 vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van loon.
8. [verweerder] heeft zich op 4 juni 2007 ziek gemeld.
9. Bij brief van 8 juni 2007 heeft de gemachtigde van [verweerder] KLM verzocht om [verweerder], zodra deze hersteld zal zijn, in de gelegenheid te stellen passende werkzaamheden buiten het beveiligde gebied te verrichten.
10. Bij brief van 13 juni 2007 heeft KLM aan de gemachtigde van [verweerder] medegedeeld nog geen aanleiding te zien voor wedertewerkstelling van [verweerder]. Zij heeft daarbij onder meer het volgende opgemerkt:
“Bovendien is KLM van mening dat […] zij niet gehouden is uw cliënt een functie buiten het beveiligde gebied aan te bieden. Voor de functies buiten beveiligd gebied geldt immers eveneens dat KLM hoge eisen stelt aan de betrouwbaarheid van haar personeel. […] Voorts geldt dat er geen passende functies buiten beveiligd gebied beschikbaar zijn.”
11. Bij besluit van 26 oktober 2007 heeft de AIVD de VGB van [verweerder] ingetrokken. [verweerder] heeft tegen de intrekking bezwaar aangetekend.
12. Op 18 april 2008 heeft de bedrijfsarts [verweerder] geschikt geacht voor passend werk en KLM geadviseerd de mogelijkheden voor passend werk, zo nodig extern, te onderzoeken.
13. Op 29 mei 2008 heeft de AIVD het bezwaar van [verweerder] tegen de intrekking van de VGB ongegrond verklaard.
14. Op 22 juni 2008 heeft KLM in het ten behoeve van [verweerder] opgestelde Plan van aanpak WIA onder meer het volgende opgemerkt:
“KLM heeft medewerker gefaciliteerd in het ontvangen van medische ondersteuning (psycholoog) en heeft regelmatig contact gehouden met medewerker […] Verdere reintegratie activiteiten zijn niet mogelijk geweest vanwege het strafrechtelijke onderzoek dat naar medewerker loopt en het intrekken van de GVB. KLM heeft het als niet ethisch ervaren een medewerker extern te reintegreren als deze mogelijk vervolgd gaat worden voor strafbare feiten.”
15. Bij brief van 29 juli 2008 heeft mr. P.M. Rombouts, strafadvocaat van [verweerder], onder meer het volgende aan de gemachtigde van [verweerder] medegedeeld:
“Zowel de heer [verweerder] als mevrouw […] hebben verklaard dat het geld afkomstig is van twee erfenissen en een aantal leningen. Hun verklaringen worden ook ondersteund door bij de huiszoeking aangetroffen documenten. Daarnaast zijn er door de politie twee getuigen gehoord over de verstrekte leningen […] Beide getuigen bevestigen de verklaring van cliënt en zijn echtgenote dat zij geld hebben geleend aan cliënt.”
16. De rechtbank heeft het verzoek van de strafadvocaat van [verweerder] om een achttal getuigen te laten horen, toegewezen. In zijn brief van 29 juli 2008 heeft mr. Rombouts ter zake nog het volgende opgemerkt:
“6 van de 8 getuigen zijn inmiddels gehoord, en deze hebben allen zonder uitzondering de door cliënt en zijn echtgenote afgelegde verklaringen bevestigd. […] Er is wat mij betreft geen enkele aanwijzing dat de gelden van misdrijf afkomstig zijn […] De kans is derhalve zeer reëel dat cliënt zal worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.”
Het verzoek
KLM verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt KLM – samengevat – het volgende.
[verweerder] kan zijn functie van olievuller dan wel enige andere vertrouwensfunctie niet vervullen, omdat hij niet meer over een VGB beschikt. Een andere passende functie waarvoor geen VGB is vereist, is voor [verweerder] bij KLM niet beschikbaar. Daarbij komt dat KLM het vertrouwen in [verweerder] is verloren. [verweerder] heeft zich schuldig heeft gemaakt aan zodanig ernstige handelingen, dat er geen basis meer is voor een verdere vruchtbare samenwerking. Gebleken is dat [verweerder] niet voldoet aan de betrouwbaarheidseisen die KLM aan al haar personeel stelt. Door [verweerder] in de gegeven omstandigheden in een niet-vertrouwensfunctie te herplaatsen, ondergraaft KLM haar eigen veiligheidsbeleid. Van KLM kan dan ook niet worden gevergd [verweerder] een andere passende functie aan te bieden. KLM is evenmin gehouden zich in te spannen voor externe herplaatsing van een medewerker met een ‘staat van dienst’ als [verweerder] bij een andere werkgever.
Voor toekenning van een vergoeding aan [verweerder] is geen aanleiding, nu de intrekking van de VGB uitsluitend het gevolg is van de gedragingen van [verweerder] en derhalve niet aan KLM verwijtbaar is. Daarmee komt de verandering van omstandigheden geheel voor risico van [verweerder].
Het verweer
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] (subsidiair) om toekenning van een vergoeding van € 31.650,00 bruto.
Ter toelichting voert [verweerder] – samengevat – het volgende aan.
KLM stelt dat ‘waar rook is, vuur is’ en gaat er bij voorbaat van uit dat [verweerder] schuldig zal worden bevonden aan hetgeen hem ten laste is gelegd. Dit staat echter geenszins vast. [verweerder] heeft zich niet schuldig gemaakt aan het misdrijf waarvan hij wordt verdacht. De kans op een vrijspraak is, mede gelet op de door de getuigen afgelegde verklaringen, dan ook zeer aanzienlijk. De strafzaak zal binnen afzienbare tijd worden behandeld. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zonder de uitkomst van de strafzaak af te wachten, is voorbarig.
[verweerder] heeft het vertrouwen van KLM nimmer beschaamd. Hij heeft een uitstekende staat van dienst en heeft nooit klachten over zijn functioneren ontvangen. Ook na zijn aanhouding heeft [verweerder] niets gedaan of nagelaten dat ertoe kan hebben geleid dat KLM geen vertrouwen meer in hem heeft. Het door KLM gestelde verlies van vertrouwen in [verweerder] kan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst daarom niet dragen.
Sinds enkele maanden wordt [verweerder] geschikt geacht voor het verrichten van passende werkzaamheden. Hij heeft zich daarvoor ook steeds beschikbaar gehouden. KLM daarentegen heeft niets gedaan om [verweerder] te laten re-integreren. [verweerder] realiseert zich dat herplaatsing in een functie binnen het beveiligde gebied niet mogelijk is, zolang hij niet over een VGB beschikt. KLM is echter zo groot dat het mogelijk moet zijn om [verweerder], een allround medewerker met grote ervaring, in een andere passende functie te werk te stellen. KLM stelt weliswaar dat zo’n functie niet voorhanden is, maar maakt dit op geen enkele wijze aannemelijk. Ook is het mogelijk om de re-integratie, conform het advies van de bedrijfsarts, tijdelijk extern te laten plaatsvinden.
Indien de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden, is er aanleiding voor de verzochte vergoeding. Daarbij is uitgegaan van 11 dienstjaren, gelet op de omstandigheid dat [verweerder], alvorens bij KLM in dienst te treden, vanaf februari 1999 als uitzendkracht werkzaamheden voor KLM heeft verricht. De onderbreking in 2002 dient niet mee te wegen, nu deze slechts kort heeft geduurd en bovendien voortkwam uit bedrijfseconomische redenen. De correctiefactor C dient, gelet op de omstandigheden van het geval, op 1 te worden gesteld.
De beoordeling van het verzoek
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
Niet in geschil is dat herplaatsing van [verweerder] in een vertrouwensfunctie vooralsnog niet mogelijk is. Bepalend voor de uitkomst van de procedure is derhalve de beantwoording van de vraag of KLM genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt, dat van haar niet kan worden gevergd [verweerder] in een andere functie, binnen haar eigen organisatie dan wel extern, te laten re-integreren. KLM stelt dat dit niet mogelijk is, omdat zij het vertrouwen in [verweerder] heeft verloren. [verweerder] betwist dat het door KLM gestelde vertrouwensverlies de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
Met [verweerder] is de kantonrechter van oordeel dat de enkele omstandigheid dat [verweerder] wordt verdacht van het plegen van een misdrijf, op zichzelf niet voldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat daardoor het vertrouwen van KLM in [verweerder] zodanig is geschonden, dat de voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van haar kan worden gevergd. Feiten en omstandigheden op grond waarvan KLM er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van uit mag gaan dat [verweerder] schuldig zal worden bevonden aan hetgeen hem ten laste is gelegd, zijn gesteld noch gebleken, terwijl bovendien niet denkbeeldig is dat [verweerder] zal worden vrijgesproken.
Nu evenmin gesteld of gebleken is dat zich gedurende het dienstverband van [verweerder] andere omstandigheden hebben voorgedaan waarmee [verweerder] het vertrouwen dat KLM in hem had heeft beschaamd, leidt het voorgaande tot de slotsom dat vooralsnog geen sprake is van een voldoende gewichtige reden voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
Van KLM mag thans worden verwacht dat zij zich, in overeenstemming met het advies van de bedrijfsarts van 18 april 2008, inzet voor de re-integratie van [verweerder] in een (interne of externe) functie. Daarbij wordt, ten overvloede, overwogen dat KLM, indien [verweerder] schuldig zal worden bevonden aan het plegen van het misdrijf waarvan hij wordt verdacht, alsnog een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan indienen.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Udo de Haes en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.